Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [10]Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt [11]al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de [12]tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. 10. Menselijk van God gesproken; gelijk men tot mensen, die stilzitten en de hand niet aan het werk slaan, pleegt te zeggen: Staat op, aanvaardt het werk. Alzo bidt David dat God het werk zijner verlossing bij de hand neme. 11. Die mij tevoren onrechtvaardig hebben vervolgd, hebt Gij openlijk te schande gemaakt; doe nu evenzo aan dezen. Verg. Job 16:10. 12. Zie Job 29:17.